Maken en Mollen 1

Niels van der Tuuk wil niet alleen leren hoe je dat doet – iets maken – hij wil een maker worden, en een meester-maker bovendien!

Over hoe een denkende flierefluiter een maker pionier wordt

Voordat ik besloot meester te worden draaide mijn leven voornamelijk om reizen, kunst en boeken, heel veel boeken. Op de Pabo kreeg ik al snel het predicaat ‘denker’ mee. Dat vond ik geen prettig label en ik bedacht allerlei rationele argumenten om dat te tegen te spreken en te ontkrachten. Kortom, mijn docent had een goed punt. Ik was een denker. Een peinzer zelfs.

Dat ik geen denker genoemd wilde worden, had met mijn reizen te maken (ik ben van die grote-rugzak-generatie). Best leuk en belangrijk dat denken. Maar daar word ik persoonlijk niet gelukkig van. Dingen doen, ervaren en meemaken, daar geniet ik van, dat wekt verwondering in mij op. Ik wilde daarom veel liever gezien worden als een geïnspireerde flierefluiter en een onderzoeker, niet als een peinzende denker. Dat denken doe ik om orde te scheppen, om nieuwe vragen op te roepen, om te overwegen of wat ik doe en ervaar een beetje o.k. is en om nieuwe kennis op te doen. Kennis waardoor ik nog beter kan flierefluiten en onderzoeken. Dat Italiaanse dorpje nog intenser ervaren, omdat je het in een historische context kunt plaatsen. Op die alpenweide heel gericht zoeken naar een bepaalde bloem die alleen daar voorkomt. Bij die Braziliaanse samba de Afrikaanse invloeden herkennen, het nog meer tot je door laten dringen, omdat je iets begrijpt van hoe wiskunde, je hersenen en muziek zich tot elkaar verhouden.

Gewapend met potlood, schetsboek, smartphone, gedegen basisvaardigheden en een stapel boeken van de jeugdafdeling ging ik mijn eigen omgeving in om aldaar de wereld te doorgronden. Op een manier die ik mijn leerlingen ook zou willen laten doen. En om tegelijkertijd die wereld mee te maken, te ervaren. Ik leerde ook wat gitaar te spelen, nam zanglessen, haakte een muts en overwoog zelfs danslessen te nemen (tot dusverre bleef dat bij overwegen). In elk geval, ik ging dingen doen, ervaren en meemaken, ter meerdere eer en glorie van het flierefluiten en het onderzoeken van de wereld.

Alles goed en wel. Mooi dat denken en onderzoeken. Nog mooier dat doen, ervaren, en meemaken. Toch ontbrak er nog iets. Want dat alles wat je leert terwijl je aan het doen, ervaren en meemaken bent, wat kan je daar vervolgens mee? Wat maak je ervan? Een werkblad? Een toets? Een mindmap? Ja, maar toch niet alleen dat? Hoe mooi is het als je er ‘iets’ mee zou kunnen maken? ‘Iets echts’. ‘Iets’ dat ook nog eens ‘iets kan’. Dat kan van alles zijn. Een poster of een verhaal om iets te vertellen. Of echt een ‘ding’ dat ‘iets doet’.

Toch kunnen we niet van leerlingen verwachten dat ze zomaar iets gaan maken. Je moet wel weten hoe je het kan maken, weten dat je de juiste vaardigheden en kennis in huis hebt en daardoor op jezelf kan vertrouwen. Daarvoor hebben ze instructie nodig van mij. Want maken kun je leren. Door erover te lezen en te praten. Maar, natuurlijk, vooral door aan de slag te gaan. Dat geldt voor mijn leerlingen, maar het geldt ook voor mij. Ik wil niet alleen leren hoe je dat doet – iets maken – maar ik wil ook dat het een gewoonte wordt, dat het deel wordt van mijn routine, als mens en als leraar. Kortom - ik wil een maker worden, en een meester-maker bovendien.

Er komt best wel wat kijken bij dat maken merk ik. Welke pure maker-kennis en vaardigheden bied ik de leerlingen aan? Wat moet ik zelf kunnen? Welke leerlijnen zullen er ontstaan? In welke mate moet ik expliciet sturen op samenwerking, onderzoekende houding, creatief denken? Hoe koppel ik dat wat we maken aan het thema waar we aan werken? Hoe organiseer ik mijn onderwijs als ik kinderen de kans wil geven om hun opgedane kennis en vaardigheden te presenteren in een ‘maaksel’? Waar kunnen ze aan de slag met het maken? Wanneer? En met welk materiaal? Wanneer is het maken een doel, en wanneer een middel? Hoe stimuleer ik de kinderen om vooral lekker aan te klooien zonder dat ze gaan denken dat het om het klooien op zich gaat?

De denker in mij kan nog veel meer vragen stellen. Hij kan ook gaan lezen, op zoek naar antwoorden. Maar de flierefluiter in mij zegt dat ik vooral gewoon mee moet gaan maken. Gaan maken dus. Samen met mijn leerlingen, met mijn collega’s en met de andere pioniers binnen de Maker Education beweging. Ik wil niet alleen maar een denker of onderzoeker, ik wil ook een maker zijn. Niet alleen maar peinzer of flierefluiter, maar ook pionier zijn.

Aan de slag dus. Ik maak – jij maakt – wij maken.

Deze blog is geschreven door:
Niels van der Tuuk
Leraar in groep 4 op de A. Bekemaschool
@SchoolmeesterDe